Nog voor de laatste lentebollen het voor dit jaar weer voor bekeken houden, is het tijd om de zomerbollen in de grond te stoppen. Zo valt de bloei in je tuin nauwelijks stil en is kleur gegarandeerd tot bij het begin van de herfst.
De term zomerbollen dekt niet altijd de lading. Deze planten die in de zomermaanden het beste van zichzelf geven, bloeien vaak ook vanuit knollen of wortelstokken.
Denk bij een bol aan een soort ui, waar in het midden de bloemknop verborgen zit met daaromheen verschillende rokken of schubben. In die rokken zit de voedselvoorraad van de bol opgeslagen; daaraan heeft hij genoeg om een zomer lang te bloeien. Uit de groeipunt van de bol bovenaan komt de bloeistengel; onderaan vormen zich worteltjes. Echte zomerbollen zijn lelies, vogelmelk, gladiool en kuiflelie of ananasplant (Eucomis).
Knollen worden vaak ook bollen genoemd maar zijn toch net iets anders. Ze bestaan niet uit verschillende lagen maar vormen één geheel. Het reservevoedsel zit in de vlezige wortels (bij wortelknollen) of in de stengels (stengelknollen). Uit de ogen of knoppen die op de wortels of stengels zitten groeien de uitlopers en de wortels. De populairste zomerknol is de dahlia, maar de knolbegonia is aan een serieuze inhaalbeweging bezig.
Wortelstokken zien er heel anders uit dan bollen en knollen. Het zijn ondergrondse, meestal horizontaal lopende stengels. Het einde van de wortelstok buigt vaak weer omhoog, en vormt zo een nieuwe plant. Baardiris (Iris germanica) en Incalelie (Alstroemeria) zijn de bekendste voorbeelden.
Wortelstok, bol of knol, het maakt niet uit: ze kunnen allemaal nu (en ook nog volgende maand) de grond in, en ze bloeien stuk voor stuk met opvallende bloemen in de prachtigste kleuren. Een top 5 samenstellen is daarom moeilijk, maar we wagen het er toch op.
- Dahlia: bloeit vanaf de tweede helft van de zomer met grote of kleine, eenvoudige of spectaculaire bloemen in zowat alle kleuren van de regenboog. Sommige cultivars worden behoorlijk hoog en hebben een steuntje nodig. Maar er zijn ook laag blijvende dahlia’s die het uitstekend doen in potten en bakken. Vraag ernaar in het tuincentrum. Dahlia’s bloeien tot aan de eerste vorst, maar de wortelknollen moeten voor het vriest uit de grond worden gehaald.
- Begonia: met het planten van deze knollen wacht je liever niet tot mei. Belangrijke troef van deze uitbundige bloeier: hij doet het – in tegenstelling tot veel andere zomerbloeiende bol- en knolgewassen – goed op een half beschaduwde plek. Zet ‘m op een beschutte plaats uit de felle wind, want zijn broze stengels begeven het nogal snel. Ook de knollen van begonia’s haal je voor de winter uit de grond.
- Lelies: echte blikvangers in de borders, en dat niet alleen door hun hoogte. Ze bloeien in bijna alle kleuren behalve blauw. Kies in de tuin voor geurende soorten zoals trompet- en koningslelies en Oriental-hybriden. Lelies zijn wel winterhard en kun je dus met een gerust gemoed na de bloei in de grond laten zitten.
- Geluksklaver (Oxalis): het kleinste knolgewasje is zeker niet het minst decoratieve. Het vierdelige, donkerpaarse klaverblad laat de fijne, lilaroze bloempjes echt tot hun recht komen. Plant de minuscule knolletjes bij voorkeur in een pot; in de border zou dit kleintje misschien over het hoofd worden gezien. Behandel geluksklaver als een kuipplant en haal de pot dus in het najaar naar binnen.
- Bloemriet (Canna): een van de grootste zomerbloeiers en zeker de meest exotische. Bloemriet draagt van juli tot begin oktober grote bloemen in verschillende tinten van rood, oranje en geel. Het blad, dat aan dat van de bananenplant doet denken, is bij sommige cultivars mooi bruin. Graaf de wortelstokken mét kluit na de eerste nachtvorst op.